Glaucoom is een erfelijk aandoening van het oog. Zij kenmerkt zich door een verhoging van de oogboldruk, waardoor uiteindelijk veel hoofdpijn en blindheid veroorzaakt kan worden. In 2011 is er bij enkele IJslandse Honden glaucoom vastgesteld waarbij het aangedane oog moest worden verwijderd.
Hieronder volgt een beknopte uitleg over glaucoom en over gonioscopie, de test waarmee de aandoening LPA opgespoord kan worden die de aanleiding tot glaucoom kan zijn. Het bestuur van de IJHC heeft aanvullende regels opgesteld voor het fokreglement, die op de ALV van 26 mei 2013 aan de leden zijn voorgelegd en zijn goedgekeurd. Hiervoor hebben we het advies van Prof. Dr. Stades, Mevr. P. Grinninger en Mevr. C. Görig overgenomen.
Glaucoom is een oogziekte die veroorzaakt wordt door verhoogde druk in het oog. De oogbol is gevuld met vloeistof, het zogenaamde kamerwater. Deze vloeistof wordt constant geproduceerd en zorgt ervoor dat afvalstoffen uit het oog worden verwijderd en voedingstoffen het oog bereiken.Glaucoom wordt veroorzaakt doordat het uitstromen van het kamerwater minder snel gaat dan het aanvoeren. Daardoor ontstaat een (water)druk in de oogbol. In het geval van glaucoom is de delicate balans tussen de aanvoer van water met voedingstoffen en de afvoer van water met afvalstoffen verstoord. Daardoor neemt de normale druk toe. Indien deze druk boven een bepaalde waarde komt, krijgen lijders (mensen en dieren) hoofdpijn.
Er zijn twee hoofdtypen van glaucoom; de primaire en de secundaire.
Bij primair glaucoom is de oorzaak van de toename van de druk te wijten aan een probleem in en van de zogenaamde filtratiehoek. In geval van primair glaucoom is vaak sprake van een erfelijk probleem.
In het geval van secundair glaucoom is de druk te hoog, omdat er iets anders mis in het oog. Dit kan zijn dat er sprake is van een lensluxatie, van bloedingen of ontstekingen en in sommige gevallen van een tumor. Het kamerwater stroomt het ciliaire lichaam in via de pupil in de voorste oogkamer. Het kamerwater, dat afgevoerd moet worden als afval, stroomt naar de bloedbaan via de iridocorneal hoek.
Er zijn dus twee gescheiden kamerwaterstromen in een oog.
Symptomen
Veel voorkomende symptomen zijn rode ogen, pijnlijke ogen, oogleden die dichtgehouden worden, schuren en jeuken aan het oog. Bij de dierenarts kan blijken dat het oog troebel is of blauw lijkt. In ernstige gevallen treedt plotselinge blindheid op. Het aangedane dier is vaak gedeprimeerd of depressief en heeft gebrek aan eetlust. Kenmerkend zijn ook uitpuilende ogen.
Hoe gaat het gonioscopisch onderzoek?
Eerst wordt een druppel lokaal verdovend product op de oogbol aangebracht. Daarna zet de dierenarts een soort contactlens (gonio-lens) op het hoornvlies. Deze lens ziet eruit als het hoedje van een paddenstoel met een dun slangetje eraan. Via dit slangetje wordt een vacuüm gecreëerd zodat de lens beter op de oogbol blijft vastzitten tijdens het onderzoek.
D.m.v. de spleetlamp kijkt de dierenarts door de contactlens en kan zo beoordelen of de filtratiehoek voldoende open is. Althans wat het oppervlakkige deel betreft. Afwijkingen dieper in de filtratiehoek kunnen zo niet worden waargenomen. Via deze gonioscopie diagnose zijn verschillende gradaties van afwijkingen te zien. In de drainagehoek kan de dierenarts een lichte afwijking constateren door nog bestaande kleine gaten in het afvoerstroomgat, tot aan een volledige verstopping van de drainagehoek. De mate van afwijking staat gelijk aan het risico dat bestaat voor de ontwikkeling van glaucoom.
Honden waarbij de verstopping klein is, hebben minder kans op de ontwikkeling van glaucoom en zullen dit niet vererven aan hun nakomelingen. Zeker niet indien zij gepaard worden met fokdieren die vrij zijn van glaucoom, vastgesteld via de gonioscopie.
Wijze van overerving
Van glaucoom wordt vermoed dat het door meer dan één gen bepaald wordt en dat er sprake is van bepaalde limieten die overschreden moeten worden om tot glaucoom aanleiding te geven. De vererving lijkt op wat we bij HD zien. Er zijn vele genen bij betrokken. Vandaar ook dat er bij glaucoom sprake is van gradaties en verschillen in ernst van de aandoening.
Het loutere feit dat een hond is gediagnosticeerd met goniodysgenesis betekent NIET dat ze glaucoom hebben of dat het onvermijdelijk is dat glaucoom ontwikkeld wordt. De gonioscopie test geeft dan ook geen glaucoom aan, maar de mate van aanleg voor de ontwikkeling van glaucoom. Dat zijn twee verschillende dingen.
Belangrijk voor de fokkerij
Glaucoom is echter een ernstige aandoening en het staat haaks op de integriteit van fokkers om bewust honden met risico’s voor glaucoom te fokken. Vooral de prognoses in geval een pup lijder van glaucoom is, zijn ernstig. Blind worden, pijn lijden en wellicht een oogoperatie ondergaan zijn geen fijne vooruitzichten. Dierenartsen nemen glaucoom dan ook zeer serieus.
Voor de rasvereniging is er de opdracht om de eventuele erfelijkheid van de ziekte te bestrijden en fokdieren te onderzoeken op goniodysgenese. Door in de toekomst alleen te fokken met dieren die een geringe mate van goniodysgenesis hebben of combinaties te maken met tenminste één vrije hond kunnen in elk geval toekomstige) lijders aan de aandoening voorkomen worden.
Zie het fokreglement voor de bepalingen.